Patronen loslaten
Het is niet zo dat ik nooit uit mijn Hara ben, ik herstel alleen zo snel dat je het niet bemerkt.
O’Sensei Morihei Ueshiba, grondlegger van Aikido
Hara
Deze uitspraak las ik eens in een van mijn eerste boeken over Aikido. Pas jaren later begreep ik ineens wat er nou echt staat. Hoe in je Hara te zijn heeft te maken met patronen loslaten.
Ueshiba was een Japanse meester in de krijgskunsten. Hij was onverstoorbaar, altijd de rust zelve en in staat licht en krachtig te bewegen. Als je hem bekijkt op film zie je dat hij beweegt vanuit zijn centrum. Het centrum, of Hara in het Japans, is de plek in je lichaam zo’n drie vingers onder de navel en drie vingers naar binnen. Het is het natuurlijke rustpunt van het gewicht van je bovenlichaam in je bekken. Spiritueel gezien is het ook een rustpunt. Als je met je aandacht in je Hara bent, ben je rustig en aandachtig. In je Hara zijn betekent dus kalm zijn en in staat om alles aan te kunnen wat je pad kruist. In Japan zeggen mensen ‘Blijf in je Hara!’ tegen mensen die in de war zijn of iets raars doen: ‘Neem jezelf in acht!’. Dat is wat Ueshiba deed.
Stoïcijnse verdediging
Op een gegeven moment merkte ik dat ik mijzelf regelmatig buiten spel aan het zetten was. Als er iets gebeurde dat ik spannend vond dan ging in mijn lijf het alarm af. Ik kon dan verstijven, deed niet meer mee en verdween het liefst. Een verdedigingsmechanisme dat ik mijzelf ooit als kind heb aangeleerd. Destijds om om te gaan met de spanning die ik voelde, maar die ik als kind niet kon veranderen. Ik kon hierdoor verdwijnen in mijn hoofd en ik hoefde niet langer te voelen. Wel raakte ik zo het contact met mijn gevoel kwijt. Als puber ben ik dit zelfs gaan versterken door vooral mijn intelligentie te gebruiken en alles wat ik voelde weg te redeneren. Als ik er in mijn hoofd maar iets logisch van kon maken dan kon ik het parkeren. Daar werd ik zo goed in dat ik alle spannende situaties, gewoon kon wegredeneren. Ook kon ik er van weg gaan door in mijn hoofd bescherming te zoeken. Ik verdween dan echt uit het contact. Andere mensen voelden dat ik het contact met hen niet aan ging. Soms heel subtiel maar wel voelbaar. Natuurlijk deed ik dit niet bewust, maar ik deed het wel.
Verlammende paradox
Als volwassene had ik dit patroon nog, maar hielp het mij niet meer. Het was echt een blinde vlek. Ik kreeg eerst last van het gedrag zelf, voordat ik er enig bewustzijn op kreeg. Ik merkte dat ik kon verstijven en aan de lijn ging staan als het spannend werd voor mij. Het was moeilijk om voor mezelf op te komen. Ik kon niet gewoon boos worden. En al zeker niet die boosheid laten zien en vruchtbaar gebruiken om grenzen aan te geven. In relaties mezelf uiten voor wat ik wilde was ook lastig. En ik voelde me daar steeds minder goed bij. Op zakelijk gebied merkte ik het aan andere dingen. Ik heb bijvoorbeeld een sterke drive om dingen op te starten en voor elkaar te krijgen. Maar dit vluchtgedrag is daar niet helpend bij. Daarmee maakte ik het mijzelf erg moeilijk. Mijn handelen, mijn drive (pure bekkenenergie), mijn gevoelens en gedachten zaten niet op 1 lijn. Ze werkten elkaar tegen. Ik zat verstrikt in een paradox. Ik verlamde mijzelf en wilde tegelijkertijd keihard vooruit. Erg vermoeiend en ik bereikte niet wat ik wilde. Ik kon tijden lang stil staan. Totdat ik hulp zocht.
Patronen loslaten
De laatste jaren heb ik mijzelf steeds weer opnieuw ‘gevonden’. Ik durfde steeds meer mijzelf te zijn en me te uiten. In stappen werd ik vrijer van de beelden, normen en waarden waaraan ik hechte. De beelden waaraan ik wilde voldoen of dacht eraan te moeten voldoen. Langzaam aan kon ik mijn patronen loslaten. Het gaf rust, bevrijding en veel energie. Nu voelt het onbevangen en meer ontspannen, speelser ook.
Nu ik weet dat ik het doe, en hoe en wanneer ik het doe, laat ik me er niet langer door bepalen. Ik kan nu kiezen om mij af en toe eens bewust terug te trekken en geen contact te maken als ik daar behoefte aan heb. En anders ga ik het contact aan en probeer helemaal aanwezig te zijn, midden in de realiteit, mijn aandacht in mijn centrum èn bij de ander.
Af! In je mand! Braaf!
En ja, het ging met veel weerstand en tegenzin. Het voelde soms ook echt als afscheid nemen. Afscheid nemen van een deel van mijzelf dat mij vroeger zo behulpzaam was. Die tegenkracht was, en is soms nog, echt groot en het voelde onnatuurlijk en bijna tegenintuïtief. Alleen omdat ik voelde dat ’terugtrekken’ mij meer beperkte dan hielp, kon ik mijn patronen loslaten. Het hield mij tegen om te doen wat ik graag wil doen, maar nog niet het lef voor had. Iemand maakte eens de vergelijking tussen patronen en een oude trouwe hond: ze komen steeds bij je terug, maar jij kan gewoon zeggen: ‘Af!, in je mand!, braaf!’. Daar moet ik vaak met een grote grijns aan denken.
Ik val ook steeds weer terug in mijn oude patronen. Met als verschil dat ik het steeds sneller door heb en steeds sneller weer ‘in mijn centrum’ kan komen. En daar ook steeds langer ‘in’ ben. Ik weet dat ik erop kan vertrouwen dat het veilig is en dat geeft mij de moed om mij oprecht uit te spreken en niet iets tussen mij en de wereld te zetten.